Vak: Infrastructuren credits: 2
- Vakcode
- ITVP18ITS3
- Naam
- Infrastructuren
- Studiejaar
- 2019-2020
- ECTS credits
- 2
- Taal
- Nederlands
- Coördinator
- J.F. van der Lee
- Werkvormen
-
- Hoorcollege
- Practicum / Training
- Werkcollege
- Toetsen
-
- Infrastructuren - Computer, organisatie tentamenbureau
- Practicum - Overige toetsing
Leeruitkomsten
De student:
- verklaart de ontwikkelingen op het gebied van infrastructuur vanuit een historische context, weet nieuwe ontwikkelingen binnen de ICT te plaatsen, en herkent de filosofie achter toegepaste standaarden en modellen
- gebruikt de tools die aangeboden worden door veel toegepaste besturingssystemen om effectief problemen te kunnen identificeren die te maken hebben met de infrastructuur waarin deze zich bevindt
- ontwerpt een klein netwerk in een virtuele omgeving en past daarbij de standaarden en protocollen toe van de network access laag van de TCP/IP suite en OSI-lagen 1-2 (data link laag en fysieke laag), zoals MAC, WiFi, fiber, UTP
- beschrijft de primaire functies van de lagen van zowel TCP/IP als het OSI-model en vergelijkt de verschillende lagen van de twee modellen met elkaar, om zo de werking van netwerken en een begrip als ‘encapsulation’ uit te kunnen leggen
- beschrijft de werking van een besturingssysteem in hoofdlijnen, zoals de omgang met en het monitoren van resources (CPU, RAM, randapparatuur, en opslagmedia) en het bootproces
- bouwt een klein netwerk en voert daarbij eenvoudige beheeractiviteiten uit in de cloud (en verklaart daarbij begrippen als PaaS, SaaS, en IaaS)
- ontwerpt een klein netwerk in een virtuele omgeving, waarin de standaarden en protocollen worden toegepast van de TCP/IP suite (OSI-model: network laag) en beschrijft daarbij begrippen als subnet, subnetmask, broadcasten, multicasten, unicast
- beschrijft het verschil tussen UDP en TCP en de functie van de transportlaag
- verklaart de applicatielaag vanuit het perspectief van een computernetwerk en test daarbij eenvoudige netwerkapplicaties in een klein overzichtelijk netwerk, waarbij aandacht is voor veiligheidsprotocollen
- werkt veilig met besturingssystemen in een (computer)infrastructuur, maakt daarbij gebruik van beveiligingsprotocollen/standaarden, en voert een vulnerability scan uit
- zet een klein netwerk op en documenteert dit netwerk, inclusief systeem- en netwerkconfiguratie, volgens gangbare standaard beheerprocessen en werkprocedures
- verklaart de ontwikkelingen op het gebied van infrastructuur vanuit een historische context, weet nieuwe ontwikkelingen binnen de ICT te plaatsen, en herkent de filosofie achter toegepaste standaarden en modellen
- gebruikt de tools die aangeboden worden door veel toegepaste besturingssystemen om effectief problemen te kunnen identificeren die te maken hebben met de infrastructuur waarin deze zich bevindt
- ontwerpt een klein netwerk in een virtuele omgeving en past daarbij de standaarden en protocollen toe van de network access laag van de TCP/IP suite en OSI-lagen 1-2 (data link laag en fysieke laag), zoals MAC, WiFi, fiber, UTP
- beschrijft de primaire functies van de lagen van zowel TCP/IP als het OSI-model en vergelijkt de verschillende lagen van de twee modellen met elkaar, om zo de werking van netwerken en een begrip als ‘encapsulation’ uit te kunnen leggen
- beschrijft de werking van een besturingssysteem in hoofdlijnen, zoals de omgang met en het monitoren van resources (CPU, RAM, randapparatuur, en opslagmedia) en het bootproces
- bouwt een klein netwerk en voert daarbij eenvoudige beheeractiviteiten uit in de cloud (en verklaart daarbij begrippen als PaaS, SaaS, en IaaS)
- ontwerpt een klein netwerk in een virtuele omgeving, waarin de standaarden en protocollen worden toegepast van de TCP/IP suite (OSI-model: network laag) en beschrijft daarbij begrippen als subnet, subnetmask, broadcasten, multicasten, unicast
- beschrijft het verschil tussen UDP en TCP en de functie van de transportlaag
- verklaart de applicatielaag vanuit het perspectief van een computernetwerk en test daarbij eenvoudige netwerkapplicaties in een klein overzichtelijk netwerk, waarbij aandacht is voor veiligheidsprotocollen
- werkt veilig met besturingssystemen in een (computer)infrastructuur, maakt daarbij gebruik van beveiligingsprotocollen/standaarden, en voert een vulnerability scan uit
- zet een klein netwerk op en documenteert dit netwerk, inclusief systeem- en netwerkconfiguratie, volgens gangbare standaard beheerprocessen en werkprocedures
Inhoud
In deze module wordt een introductie geboden op het onderdeel IT Infrastructuren. Deze module is niet alleen een uitgebreide introductie op Infrastructuur, maar is ook een lichte introductie op aanverwante thema’s, zoals security, besturingssystemen en cloudoplossingen. Om bekend te worden in dit vakgebied is er ook aandacht voor de geschiedenis en het OSI-model in verhouding met TCP/IP. Tevens, moet er rekening gehouden worden dat dit vak voor de HBO-ICT major-opleidingen SE en BITM de basis is om te functioneren in de ICT, terwijl voor de major NSE dit een start is (begin module).
De leeruitkomsten zijn gebaseerd op het hbo-i competentie model, Infrastructuur niveau 1:
1. Analyseren van een lokale/kleine infrastructuur volgens een standaardmethode en op basis van gegeven (niet-) functionele eisen.
2. Aanbevelingen doen over een opzet van, of aanpassingen aan, een lokale/kleine infrastructuur.
3. Opstellen van specificaties voor een lokale/kleine infrastructuur volgens een standaardmethode.
4. Inrichten, testen en beschikbaar stellen van een lokale/kleine infrastructuur.
5. Opzetten en documenteren van standaardbeheerprocessen en werkprocedures inclusief systeem- en netwerkconfiguratie, ten behoeve van het beheer van een lokale/kleine infrastructuur.
De leeruitkomsten zijn gebaseerd op het hbo-i competentie model, Infrastructuur niveau 1:
1. Analyseren van een lokale/kleine infrastructuur volgens een standaardmethode en op basis van gegeven (niet-) functionele eisen.
2. Aanbevelingen doen over een opzet van, of aanpassingen aan, een lokale/kleine infrastructuur.
3. Opstellen van specificaties voor een lokale/kleine infrastructuur volgens een standaardmethode.
4. Inrichten, testen en beschikbaar stellen van een lokale/kleine infrastructuur.
5. Opzetten en documenteren van standaardbeheerprocessen en werkprocedures inclusief systeem- en netwerkconfiguratie, ten behoeve van het beheer van een lokale/kleine infrastructuur.
Opgenomen in opleiding(en)
School(s)
- Instituut voor Communicatie, Media & IT