Vak: Cultuurbeschouwing / Didactiek 1 credits: 2
- Vakcode
- DBVH7CBD1
- Naam
- Cultuurbeschouwing / Didactiek 1
- Studiejaar
- 2020-2021
- ECTS credits
- 2
- Taal
- Nederlands
- Coördinator
- S.A.M. Maring
- Werkvormen
-
- Opdracht
- Toetsen
-
- Cult.besch./didact.1 - Overige toetsing
Leeruitkomsten
- De student kan aangeven in hoeverre verworven theoretische inzichten afdoende zijn om een concreet probleem in een beroepspraktijk te plaatsen in een groter kunst/cultuurbeschouwelijk discourse
- De student kan gespecialiseerde bronnen vinden om een probleem uit de beroepspraktijk te analyseren
- De student kan het probleem in de beroepspraktijk analyseren met behulp van kernbegrippen uit gevonden bronnen
Inhoud
De student ontwikkelt vanuit de rol van de educator en/of kunstenaar en/of onderzoeker grotendeels zelfstandig een beroepsproduct en kan met zelf ontwikkeld(e) instrument(en) de effectiviteit van dit product in de praktijk toetsen op doelmatigheid.
In het onderzoeksverslag van het afstudeerproject moet de student een autonome positie verwerven als onderzoeker. In dit blok onderzoekt de student welke cultuurbeschouwelijke, cultuurfilosofische dilemma’s een rol spelen in zijn onderzoekslocatie. Vervolgens inventariseert hij of reeds verworven theoretische kaders dat dilemma in een vruchtbaar kader kunnen zetten. Indien dat niet het geval is zoekt hij gespecialiseerde bronnen en past kernbegrippen toe om greep te krijgen op zijn probleemsituatie. Hij verwerft zo een relatieve autonomie ten opzichte van die situatie.
Aan de orde komen: inventarisatie van vragen/dilemma’s die spelen gerelateerd aan grotere cultuurbeschouwelijke/cultuurfilosofische vragen; scan van gerelateerde verworven theoretische kaders; gespecialiseerde bron(nen) vinden; probleemsituatie formuleren in termen van kernbegrippen uit die bron(nen)
In het onderzoeksverslag van het afstudeerproject moet de student een autonome positie verwerven als onderzoeker. In dit blok onderzoekt de student welke cultuurbeschouwelijke, cultuurfilosofische dilemma’s een rol spelen in zijn onderzoekslocatie. Vervolgens inventariseert hij of reeds verworven theoretische kaders dat dilemma in een vruchtbaar kader kunnen zetten. Indien dat niet het geval is zoekt hij gespecialiseerde bronnen en past kernbegrippen toe om greep te krijgen op zijn probleemsituatie. Hij verwerft zo een relatieve autonomie ten opzichte van die situatie.
Aan de orde komen: inventarisatie van vragen/dilemma’s die spelen gerelateerd aan grotere cultuurbeschouwelijke/cultuurfilosofische vragen; scan van gerelateerde verworven theoretische kaders; gespecialiseerde bron(nen) vinden; probleemsituatie formuleren in termen van kernbegrippen uit die bron(nen)
Opgenomen in opleiding(en)
School(s)
- Academie Minerva