Vak: Kunstgeschiedenis/kunstbeschouwing 2 credits: 5

-    De student kan informatie uit verschillende bronnen vergelijken in relatie tot kunsthistorische benaderingen  en verschillen benoemen, zodanig dat hij gevolgen van die benaderingen kan aanwijzen in hedendaagse cultuur
-    De student kan bronnen raadplegen om een kunst/cultuurhistorische context achter specifieke kunstwerken te construeren op basis van vorm - inhoud - functie schema, zodanig dat de iconografische en iconologische betekenis helder worden
-    De student kiest een eigen werk en selecteert daarbij relevante beelden uit de kunstgeschiedenis en beeldcultuur, zodanig dat onderlinge relaties verhelderd en zinvol worden voor anderen
-    De student kan kunsthistorische stromingen en kunstbeschouwingsmodellen toepassen in lessen, zodanig dat de inhoud ervan aansluit bij de context van leerlingen
-    De student kent begrippen en inhoud Iconografie en Iconologie, zodanig dat beeld geïnterpreteerd wordt;
-    De student weet op basis van eigen fascinatie en onderzoek te komen tot een didactisch product, zodanig dat het aansluit op de belevingswereld van de doelgroep en aanzet tot een interactieve werkhouding van leerlingen
-    De student reflecteert op zijn onderzoeks- en ontwikkelingsproces, zodanig dat het verslag tekstueel en inspirerend is voor anderen