Vak: Operating Systems in de praktijk credits: 5

Linux  

• De student beschrijft de oorsprong en historie van Linux systemen 
• De student begrijpt hoe Linux is opgezet en werkt  
• De student werkt productief op een Linux systeem met de Command Line Interface (CLI) 
• De student bewerkt teksten op de CLI 
• De student benoemt de basis CLI Tools  
• De student configureert een Linux systeem 
• De student automatiseert taken op een Linux systeem 
• De student monitort een virtuele machine op resource gebruik en logging 
• De student configureert het geautomatiseerd uitrollen van Virtual Machines 

 
C 

• De student maakt gebruik van methoden en technieken waarop processen en threads met elkaar kunnen communiceren (lokaal en op afstand) 
• De student voert verschillende shedulingsalgoritmen uit 
• De student maakt gebruik van shared data 
• De student maakt gebruik van methoden en techniek om synchronisatie- en deadlockproblemen in code te voorkomen 
• De student gebruikt algoritmen voor geheugenallocatie, adresvertaling en geheugenbescherming in een context  
• De student gebruikt methoden en technieken van bestandsbeheer en diskmanagement (incl. RAID) in een context 

International Communication:

• De student communiceert mondeling en schriftelijk in het Engels (B2) met vakgenoten, interne en externe klanten. 
• De student communiceert in het Engels met vakgenoten, interne en externe klanten middels professionele vaardigheden zoals vergaderen, onderhandelen en presenteren. 
• De student schrijft Engelse professionele of vakgerichte teksten zoals notulen, emails en rapporten 
• De student is zich bewust van cultureel bepaalde normen en waarden van anderen. 
• De student herkent kenmerken van culturen c.q. de culturele kenmerken van landen. 
• De student herkent de verschillen tussen eigen en andere culturen. 
• De student structureert IT gerelateerde informatie in een eenvoudig rapport in het Engels;