Vak: Integrale opdracht jaar 2 credits: 7

1.4 Indiceren van zorg
De student kan vaststellen, beschrijven en organiseren de aard, duur, omvang en doel van de benodigde (verpleegkundige) zorg, in samenspraak met de zorgvrager, op basis van gediagnosticeerde of potentiële, nader te onderzoeken en te diagnosticeren patiëntproblemen.
1.4.1  kan de zorgvrager, diens naasten en informele netwerk typeren en diens (gediagnosticeerde) patiëntproblemen beschrijven
1.4.10 kan zorg toewijzen en prioriteren op basis van triage en de mate van de complexiteit van zorg aan zorgverleners met het juiste deskundigheidsniveau.
1.4.11 kan de zorg effectief en efficiënt organiseren, met een eerlijke verdeling van middelen en gericht op een optimale kwaliteit van zorg.
1.4.2 kan  de sociale kaart van de zorgvrager en de beschikbare sociale voorzieningen in het toewijzingsgebied schetsen
1.4.3 kent en gebruikt de kernset patiëntproblemen.
1.4.6 kan de  deskundigheidsniveau’s en functie inhouden van verpleegkundige en zorgverlenende beroepen onderscheiden
1.4.7 kan de  expertise en het functioneren van de (toe te wijzen) zorgverleners in het eigen toewijzingsgebied benoemen

3. De samenwerkingspartner

3.2 Gezamenlijke besluitvorming
De student kan systematisch overleggen in dialoog met de zorgvrager en diens naasten over de te verlenen verpleegkundige zorg en zorg dragen voor een expliciete afweging van verschillende kennisbronnen en de waarden van de zorgvrager in het besluitvormingsproces.
3.2.2 kent keuzehulpen en gebruikt deze waar mogelijk in het besluitvormingsproces.

4.2 Inzet EBP
De student kan in samenspraak met de zorgvrager (en/of diens netwerk), collega’s en andere disciplines  (1) actief gezochte recente (verpleegkundige) kennis uit (wetenschappelijke) literatuur, richtlijnen en protocollen, (2) professionele expertise en (3) persoonlijke kennis, wensen en voorkeuren van de zorgvrager en/of diens netwerk afwegen.
4.2.2 benoemt actuele thema’s en ontwikkelingen in het verpleegkundig vakgebied.
4.2.4 kan de stappen van het gebruik van wetenschappelijk onderzoek doorlopen (vraag stellen, efficiënt en doelmatig zoeken, beoordelen, toepassen en evalueren).
4.2.5 kan de betekenis van de meest recente wetenschappelijke inzichten uit wetenschappelijke- en vakliteratuur vertalen naar betekenisvolle informatie voor de individuele zorgvrager of een doelgroep.

KBS 9 VGZ
Te toetsen leeruitkomsten
1. Zorgverlener

1.1 Klinisch redeneren:
De student kan continu procesmatig gegevens verzamelen en analyseren gericht op het vaststellen van vragen en problemen van de zorgvrager en kiest daarbij passende zorgresultaten en interventies.
1.1.8 kent/weet de persoonlijke beleving van de zorgvrager ten aanzien van het probleem

1.3 Zelfmanagement versterken
De student ondersteunt het zelfmanagement van mensen, hun naasten en hun sociale netwerk, met als doel het behouden of verbeteren van het dagelijks functioneren in relatie tot gezondheid en ziekte en kwaliteit van leven.
1.3.5  kan de zorgvrager ondersteunen in het realiseren of handhaven van een zo groot mogelijke mate van autonomie in het dagelijks functioneren.

4. De reflectieve EBP-professional.

4.2 Inzet EBP
De student kan in samenspraak met de zorgvrager (en/of diens netwerk), collega’s en andere disciplines  (1) actief gezochte recente (verpleegkundige) kennis uit (wetenschappelijke) literatuur, richtlijnen en protocollen, (2) professionele expertise en (3) persoonlijke kennis, wensen en voorkeuren van de zorgvrager en/of diens netwerk afwegen.
4.2.4 kan de stappen van het gebruik van wetenschappelijk onderzoek doorlopen (vraag stellen, efficiënt en doelmatig zoeken, beoordelen, toepassen en evalueren).
4.2.5 kan de betekenis van de meest recente wetenschappelijke inzichten uit wetenschappelijke- en vakliteratuur vertalen naar betekenisvolle informatie voor de individuele zorgvrager of een doelgroep.

6. De organisator

6.3 Veiligheid bevorderen
De student draagt continu en methodisch bij aan het bevorderen en borgen van de veiligheid van de zorgvragers en medewerkers.
6.3.4 kan de relevante screeningsmethoden hanteren waarmee risicofactoren in kaart worden gebracht
6.3.7 kan (bijna) incidenten herkennen en adequaat reageren om schade voor de zorgvrager te beperken, openheid te bieden en herhaling te voorkomen.

7. De professional en kwaliteitsbevorderaar

7.1 kwaliteit van zorg leveren
De student kan op een methodische en kritische wijze de kwaliteit van de verpleegkundige zorg bewaken, uitvoeren en borgen.
7.1.1 kent de voor kwaliteit van zorg relevante wet- en regelgeving die van toepassing is op de verpleegkundige 
7.1.2 kent actuele kwaliteitskaders en weet hoe het beleid van een organisatie te beïnvloeden is.
7.1.3 brengt  haar visie op kwaliteit van zorg in begrijpelijk bewoordingen naar voren.
7.1.4 hanteert op systematische en kritische wijze relevante meetinstrumenten voor kwaliteit van zorg.

7.3 Professioneel gedrag
De student handelt en gedraagt zich naar de professionele standaard en de beroepscode, neemt verantwoordelijkheid in al het eigen handelen en het uitdragen van de beroepstrots.
7.3.8 anticipeert op recente politiek/maatschappelijke ontwikkelingen van de zorg.