Vak: Conceptuele onderwijseenheid medische kennisgebieden 2 credits: 2

1.1 Klinisch redeneren
De student kan continu procesmatig gegevens verzamelen en analyseren gericht op het vaststellen van vragen en problemen van de zorgvrager, en daarbij passende zorgresultaten en interventies kiezen
1.1.2 kent onderliggende basisprincipes uit o.a. de anatomie, fysiologie, psychologie, pathologie en farmacologie.
Specifiek voor deze periode:

• Kent de anatomie van het ademhalingsstelsel, het spijsverteringsstelsel, het urogenitale stelsel, het hormonale stelsel en het (vegetatieve) zenuwstelsel
• Kent en begrijpt de algemene basisprincipes van de fysiologie, pathologie en farmacologie
• Kent en begrijpt de fysiologie van het ademhalingsstelsel, het spijsverteringsstelsel, het urogenitale stelsel, het hormonale stelsel en het (vegetatieve) zenuwstelsel
• Kent en begrijpt de pathologie van het ademhalingsstelsel, het spijsverteringsstelsel, het urogenitale stelsel, het hormonale stelsel (in het bijzonder diabetes mellitus) en het (vegetatieve) zenuwstelsel
• Kent en begrijpt de farmacologische middelen en andere therapieën die worden ingezet bij de besproken ziektebeelden

 
1.3 Zelfmanagement versterken
De student kan zelfmanagement van mensen, hun naasten en hun sociale netwerk, ondersteunen met als doel het behouden of verbeteren van het dagelijks functioneren in relatie tot gezondheid en ziekte en kwaliteit van leven
1.3.4 typeert(chronische) ziektebeelden en begrijpt de gevolgen daarvan voor het leven van zorgvragers.
Specifiek voor deze periode:
De student kent de besproken (chronische) ziektebeelden waaronder diabetes mellitus en begrijpt de gevolgen daarvan voor het leven van zorgvragers. 

Competentieniveau (CBN, C2016)
Jaar 1: startniveau