Vak: Integrale opdracht en beroepsoriëntatie gezondheidsbevordering credits: 9

Vakcode
HVVP19IOP2
Naam
Integrale opdracht en beroepsoriëntatie gezondheidsbevordering
Studiejaar
2022-2023
ECTS credits
9
Taal
Nederlands
Coördinator
L.P. van der Weerd
Werkvormen
  • Individueel
  • Opdracht
  • Projectonderwijs
  • Stage, werk
  • Werkcollege
Toetsen
  • KBS 4 - Professioneel product
  • KBS 5 - Professioneel product
  • KBS 6 - Professioneel product

Leeruitkomsten

KBS 4:  Jeugdgezondheidszorg
 
Specifiek voor deze periode:
De student beschrijft aan de hand van Intervention Mapping (de gezondheidskundige analyse) in welke mate leefstijl en omgevingsfactoren van invloed kunnen zijn op de gezondheid van de patiënt in de casus

Aangeboden leeruitkomsten:
1.1   Klinisch redeneren: De student kan continu procesmatig gegevens verzamelen en analyseren gericht op het vaststellen van vragen en problemen van de zorgvrager en kiest daarbij passende zorgresultaten en interventies.
1.1.1 Klinisch redeneren: De student kan continu procesmatig gegevens verzamelen en analyseren gericht op het vaststellen van vragen en problemen van de zorgvrager en kiest daarbij passende zorgresultaten en interventies.
1.1.5 kent bronnen van het verpleegkundig handelen, actuele richtlijnen en professionele standaarden.

Specifiek voor deze periode:
De student verbindt één actuele richtlijn aan het gezondheidsbevorderingsplan.
1.1.10 kan op basis van de verzamelde informatie de verschillende zorgvragen, zorgresultaten en interventies vaststellen.
Specifiek voor deze periode:
De student laat zien op basis van Intervention Mapping dat hij /zij tot een passend ontwerp van de gezondheidskundige interventie en het bijbehorende implementatie- en evaluatieplan kan komen.
 2.2 Inzet informatie- en communicatietechnologie (ICT)
De student kan de nieuwste informatie- en communicatietechnologieën toepassen en kan zorg op afstand (e-health) bieden als aanvulling op het persoonlijk contact met de zorgvrager.
2.2.6 kan informatie op internet en in professionele verpleegkundige databanken (nationaal en internationaal) snel en vakkundig opzoeken.
Specifiek voor deze periode:
De student onderscheidt betrouwbare bronnen, methoden en theorieën om gedragsdeterminanten die van invloed zijn op het te veranderen gedrag te kunnen bepalen.
5.1 Preventiegericht analyseren
De student analyseert het gedrag en de omgeving van de zorgvrager dat leidt tot gezondheidsproblemen van zorgvrager en doelgroepen
5.1.7 houdt rekening met persoonlijke factoren, wensen en behoeften van groepen mensen, zorgvragers en diens naasten.
Specifiek voor deze periode:
De student laat zien rekening te houden met persoonlijke factoren, wensen en behoeften en de 'stages of change' van het kind of de jeugdige (en zijn systeem) in het ontwerpen van de gezondheidskundige interventie en het opstellen van het implementatieplan.

Te toetsen leeruitkomsten:
1.1   Klinisch redeneren: De student kan continu procesmatig gegevens verzamelen en analyseren gericht op het vaststellen van vragen en problemen van de zorgvrager en kiest daarbij passende zorgresultaten en interventies.
1.1.3 kent belangrijkste begrippen en theorie omtrent actuele thema's zoals de ouder wordende bevolking, invloed van leefstijl op gezondheid, co- en multimorbiditeit bij zorgvragers, en de inzet van het informele netwerk van zorgvragers.
1.1.6 kent methoden voor risico-inschatting, vroegsignalering, probleemherkenning, interventie en monitoring.
Specifiek voor deze periode:
De student gebruikt een toepasselijke screeningsmethode om ontwikkelingsstoornissen of opvoedingsproblemen te herkennen bij het kind of de jeugdige in de casus.
1.1.11 kan het verloop monitoren en de resultaten evalueren bij zorgproblemen in de vier gebieden van het menselijk functioneren
 1.3 Zelfmanagement versterken
De student ondersteunt het zelfmanagement van mensen, hun naasten en hun sociale netwerk, met als doel het behouden of verbeteren van het dagelijks functioneren in relatie tot gezondheid en ziekte en kwaliteit van leven.
1.3.1 kan (ontwikkelings)psychologie, principes van zelfmanagement (en), copingstijlen en systeembenaderingen (systeem: de zorgvrager in relatie tot voor hem/haar belangrijke anderen) beschrijven.
 Specifiek voor deze periode:
De student legt met behulp van de ontwikkelingspsychologie uit wat het ontwikkelingsniveau van het kind of de jeugdige uit de casus is, en welke betekenis dit heeft voor het zelfmanagement en de autonomie van het kind of de jeugdige.
 2.2 Inzet informatie- en communicatietechnologie (ICT)
De student kan de nieuwste informatie- en communicatietechnologieën toepassen en kan zorg op afstand (e-health) bieden als aanvulling op het persoonlijk contact met de zorgvrager.
2.2.1 kent de nieuwste toepassingen van ICT gericht op het verbeteren en ondersteunen van communicatie in de zorg.
 Specifiek voor deze periode:
De student schetst een e-Health programma wat gebruikt moet worden bij de implementatie van de gezondheidskundige interventie bij het kind of de jeugdige uit de casus.
2.2.6 kan informatie op internet en in professionele verpleegkundige databanken (nationaal en internationaal) snel en vakkundig opzoeken.
Specifiek voor deze periode:
De student onderscheidt betrouwbare bronnen, methoden en theorieën om gedragsdeterminanten die van invloed zijn op het te veranderen gedrag te kunnen bepalen.
 5.1 Preventiegericht analyseren
De student analyseert het gedrag en de omgeving van de zorgvrager dat leidt tot gezondheidsproblemen van zorgvrager en doelgroepen.
5.1.4 verzamelt gegevens in brede context, gericht op vroegsignalering en risicobeoordeling, en screeningsmethoden uitvoeren en beoordelen.
 Specifiek voor deze periode:
De student gebruikt een toepasselijke screeningsmethode om ontwikkelingsstoornissen of opvoedingsproblemen te herkennen bij het kind of de jeugdige in de casus .
5.1.5 Kan methodisch personen opsporen bij wie leefstijl een risico vormt voor de gezondheid en maatschappelijke participatie.
Specifiek voor deze periode:
De student kan met behulp van de eerste fase van Intervention Mapping (de analyse van het gezondheidsprobleem) het gezondheidsprobleem van kind of jeugdige herkennen, met mogelijke gevolgen voor de gezondheid en participatie.
5.1.6 analyseert het gedrag dat ten grondslag ligt aan een risicovolle leefstijl methodisch aan de hand van gangbare modellen uit de gezondheidsbevordering en preventie en bewaakt daarbij de coördinatie en de continuïteit.
Specifiek voor deze periode:
De student kan met behulp van het ASE model (of het Theory Planned Behavior  (TPB) ) de gedragsdeterminanten bepalen welke van toepassing zijn op het kind of de jeugdige in de casus.
6.3 Veiligheid bevorderen
De student draagt continu en methodisch bij aan het bevorderen en borgen van de veiligheid van de zorgvragers en medewerkers.
6.3.4 kan de relevante screeningsmethoden hanteren waarmee risicofactoren in kaart worden gebracht.
 
Specifiek voor deze periode:
De student gebruikt een toepasselijke screeningsmethode om ontwikkelingsstoornissen of opvoedingsproblemen te herkennen bij het kind of de jeugdige in de casus.
 
KBS 5: Geestelijke gezondheidszorg
Aangeboden leeruitkomsten
1.1 Klinisch redeneren
De student kan continu procesmatig gegevens verzamelen en analyseren gericht op het vaststellen van vragen en problemen van de zorgvrager en kiest daarbij passende zorgresultaten en interventies.
1.1.1 kent de principes van klinisch redeneren, verpleegkundige kennis en (verpleegkundige) classificaties.
 Specifiek voor deze periode:
De student legt uit hoe het verpleegkundig proces in de GGZ vorm krijgt aan de hand van de uitgangspunten van de NANDA, NIC en NOC en eventueel andere standaarden.
1.1.3 kent de belangrijkste begrippen en theorie omtrent actuele thema’s zoals de ouder wordende bevolking, invloed van leefstijl op gezondheid, co- en multimorbiditeit bij zorgvragers, en de inzet van het informele netwerk van zorgvragers.
Specifiek voor deze periode:
De student benoemt de belangrijkste begrippen en theorie over herstelondersteunende zorg (HOZ) toegepast in de GGZ.
1.1.4 kent de theoretische modellen over (gevalideerde) zorgverlening achter haar activiteiten en interventies.
Specifiek voor deze periode:
De student legt op basis van kennis over geneeskundige methodiek uit waarom gekozen is voor de interventies in het zorgplan.
1.1.9 kan informatie verzamelen en combineren vanuit diverse bronnen in de verschillende fasen van het verpleegkundig proces.
Specifiek voor deze periode:
De student verzamelt vanuit verschillende bronnen (o.a. de geneeskundige methodiek) gegevens over de casuspatiënt die opgenomen is in een GGZ instelling en ordent deze informatie volgens de elf functionele gezondheidspatronen van Gordon.
1.1.10 kan op basis van de verzamelde informatie de verschillende zorgvragen, zorgresultaten en interventies vaststellen.
Specifiek voor deze periode:
De student stelt op basis van de geordende gegevens actuele verpleegkundige diagnosen op met behulp van de NANDA diagnostiek.
De student beschrijft aan de hand van verpleegkundige diagnoses zorgresultaten en past hierbij standaarden toe (NOC).
De student beschrijft aan de hand van de resultaten verpleegkundige interventies en past hierbij verschillende standaarden toe.
1.1.12 kan classificaties van verpleegkundige kennis toepassen.
Specifiek voor deze periode:
De student past de classificatie NNN in het verpleegkundig proces.

 1.3 Zelfmanagement versterken
De student ondersteunt het zelfmanagement van mensen, hun naasten en hun sociale netwerk, met als doel het behouden of verbeteren van het dagelijks functioneren in relatie tot gezondheid en ziekte en kwaliteit van leven.
1.3.1 kan (ontwikkelings)psychologie, principes van zelfmanagement (en), copingstijlen en systeembenaderingen (systeem: de zorgvrager in relatie tot voor hem/haar belangrijke anderen) beschrijven.
2.2 Inzet informatie- en communicatietechnologie (ICT)
De student kan de nieuwste informatie- en communicatietechnologieën toepassen en kan zorg op afstand (e-health) bieden als aanvulling op het persoonlijk contact met de zorgvrager.
2.2.6 kan informatie op internet en in professionele verpleegkundige databanken (nationaal en internationaal) snel en vakkundig opzoeken.
Specifiek voor deze periode:
De student laat zien dat hij/zij een verpleegkundig artikel over een interventie die wordt toegepast in de casus in een verpleegkundige databank kan opzoeken en op basis van dit artikel een mening kan geven over de betreffende interventie. 
 5.1 Preventiegericht analyseren.
Het analyseren van het gedrag en de omgeving van de zorgvrager dat leidt tot gezondheidsproblemen van zorgvragers en doelgroepen.

Te toetsen leeruitkomsten:
1.1 Klinisch redeneren
De student kan continu procesmatig gegevens verzamelen en analyseren gericht op het vaststellen van vragen en problemen van de zorgvrager en kiest daarbij passende zorgresultaten en interventies.
1.1.5 kent bronnen van het verpleegkundig handelen, actuele richtlijnen en professionele standaarden.
Specifiek voor deze periode:
De student benoemt wat de GGZ richtlijnen (Trimbos) zeggen over verpleegkundige interventies die van toepassing zijn op de casus.
1.1.6 kent methoden voor risico-inschatting, vroegsignalering, probleemherkenning, interventie en monitoring.
Specifiek voor deze periode:
De student kan op basis van gesignaleerde risicofactoren bij de patiënt een dreigend probleem (risicodiagnose) vaststellen en de wenselijke interventies beschrijven.
1.1.11 kan het verloop monitoren en de resultaten evalueren bij zorgproblemen in de vier gebieden van het menselijk functioneren.
Specifiek voor deze periode:
De student beschrijft de evaluatie van het zorgplan.

 1.3 Zelfmanagement versterken
De student ondersteunt het zelfmanagement van mensen, hun naasten en hun sociale netwerk, met als doel het behouden of verbeteren van het dagelijks functioneren in relatie tot gezondheid en ziekte en kwaliteit van leven.
Specifiek voor deze periode:
De student legt uit op welke wijze het zelfmanagement van een patiënt met een psychiatrische stoornis bevorderd kan worden.  

1.3.5 kan de zorgvrager ondersteunen in het realiseren of handhaven van een zo groot mogelijke mate van autonomie in het dagelijks functioneren.
Specifiek voor deze periode:
De student verwoordt op basis van de kenmerken van herstel-ondersteunende zorg (HOZ) hoe in het signaleringsplan rekening wordt gehouden met de autonomie van de patiënt.
 5.1 Preventiegericht analyseren.
Het analyseren van het gedrag en de omgeving van de zorgvrager dat leidt tot gezondheidsproblemen van zorgvragers en doelgroepen.
5.1.4 Verzamelt gegevens in brede context, gericht op vroegsignalering en risicobeoordeling, en screeningsmethoden uitvoeren en beoordelen.
 Specifiek voor deze periode:
De student stelt op basis van een (risico)diagnose in een gesimuleerde situatie een signaleringplan op.
5.1.5 kan methodisch personen en groepen opsporen bij wie leefstijl een risico vormt voor de gezondheid en maatschappelijke participatie.
 5.1.6 analyseert het gedrag dat ten grondslag licht aan een risicovolle leefstijl methodisch aan de hand van gangbare modellen uit de gezondheidsbevordering en preventie en bewaakt daarbij de coördinatie en continuïteit.

KBS 6: Evidence Based Practice in de ambulante geestelijke gezondheidszorg.

Aangeboden leeruitkomsten:
1.1 Klinisch redeneren
De student kan continu procesmatig gegevens verzamelen en analyseren gericht op het vaststellen van vragen en problemen van de zorgvrager en kiest daarbij passende zorgresultaten en interventies.
1.1.4 kent de theoretische modellen over (gevalideerde) zorgverlening achter haar activiteiten en interventies.
Specifiek voor deze periode:
De student kan vertellen wat een specifieke interventie inhoudt, die in de GGZ hulpverlening wordt toegepast (bijv. cognitieve gedragstherapie/ family interventie/ psycho-educatie/ somatische screening).
De student kan vertellen wat ambulante hulpverlening (FACT) en het zandlopermodel inhoudt.

Te toetsen leeruitkomsten:
2.2 Inzet informatie- en communicatietechnologie (ICT)
De student kan de nieuwste informatie- en communicatietechnologieën toepassen en kan zorg op afstand (e-health) bieden als aanvulling op het persoonlijk contact met de zorgvrager.
2.2.6 Kan informatie op internet en in professionele verpleegkundige databanken (nationaal en internationaal) snel en vakkundig opzoeken
Specifiek voor deze periode:
De student gebruikt relevante zoekstrategieën voor het zoeken op internet en selecteert betrouwbare bronnen.
 
4.1 Onderzoekend vermogen
De student toont in zorgsituaties en bij zorg- en organisatievraagstukken een kritisch onderzoekende en reflectieve (basis) houding, verantwoordt het handelen vanuit (verschillende) kennisbronnen, hanteert een methodische aanpak met een gedegen probleemanalyse en doorloopt de onderzoekcyclus gericht op het verbeteren van een specifieke beroepssituatie.
4.1.4 kan een onderzoekcyclus uitvoeren met een rode draad van vraag naar antwoord.
Specifiek voor deze periode:
De student doet verslag van een methodisch uitgevoerd literatuuronderzoek waarbij antwoord wordt gegeven op een vraagstuk over zorgverlening in de ambulante geestelijke gezondheidszorg.
4.2 Inzet EBP
De student kan in samenspraak met de zorgvrager, collega’s en andere disciplines afwegen van (1) actief gezochte recente (verpleegkundige) kennis uit (wetenschappelijke) literatuur, richtlijnen of protocollen, (2) professionele expertise en (3) persoonlijke kennis, wensen en voorkeuren van de zorgvrager en/of diens naasten.
4.2.4 kan de stappen van het gebruik van wetenschappelijk onderzoek doorlopen (vraag stellen, efficiënt en doelmatig zoeken, beoordelen, toepassen en evalueren).
Specifiek voor deze periode:
De student formuleert een probleem uit de casus als een beantwoordbare vraag volgens PICO.
De student formuleert zoektermen en beschrijft op controleerbare wijze de toegepaste zoekstrategie en het zoekresultaat
De student selecteert meerdere relevante wetenschappelijke artikelen voor de onderzoeksvraag.
De student beschrijft de aanleiding van het onderzoek, de onderzoeksdoelstelling, de onderzoeksvraag, de gebruikte onderzoeksmethodiek en level of evidence, en toepasbaarheid voor de casus van een wetenschappelijk artikel.
4.2.5 kan de betekenis van de meest recente wetenschappelijke inzichten uit wetenschappelijke – en vakliteratuur vertalen naar betekenisvolle informatie voor de individuele zorgvrager of een doelgroep.
Specifiek voor deze periode:
Doet op basis van het methodisch uitgevoerde literatuuronderzoek een aanbeveling aan het FACT Team over het zorgaanbod aan de cliënt uit de casus.
 
Specifiek voor deze periode:
Schrijven
Student ontwerpt een poster dat voldoet qua vorm en Nederlandse taal aan de eisen van “Doorlopende leerlijn Nederlandse taalvaardigheid. Domein: schrijven” Competentieniveau (CBN, BN2020) Propedeuse: oriënteren.
 

Inhoud

In de opdrachten staat gezondheidsbevordering centraal. De student leert diverse methodieken uit te voeren met casuïstiek. De casuïstiek is ontleend aan diverse verpleegkundige beroepssituaties (KBS). Hierin wordt een rijke beroepscontext beschreven.
Twee keer per week is er een bijeenkomst met de docent en onderwijsgroep waarin tussenproducten gepresenteerd worden voor feedback en de voortgang wordt besproken.
Bij KBS 4 leert de student de stappen van Intervention Mapping uit te voeren op een casus vanuit de JGZ. In de casus staat een gezondheidsprobleem ten gevolge van gedrag centraal. Op basis van een opdracht werkt de student aan het ontwerpen van een gezondheidskundige interventie en een daaraan gekoppeld implementatie- en evaluatieplan.
In KBS 5 staan wederom de stappen van het verpleegkundig proces centraal die nu toegepast gaan worden op een kritische beroepssituatie die zich afspeelt in de GZZ in een intramurale setting. Daarnaast leert de student in het kader van preventie-gericht analyseren om in een gesimuleerde situatie een signaleringsplan op te stellen.
 
Bij de opdracht Evidence Based Practice in de ambulante geestelijke gezondheidszorg (KBS 6) verdiept de student zich in de zorgverlening door FACT aan patiënten met ernstig psychiatrische aandoeningen (EPA). Op basis van casuïstiek leert de student de basisstappen van de methodiek 'evidence based practice' toe te passen.
Iedere KBS-opdracht start met een toelichting op de opdracht door de docent en het plannen van de uitvoering van de opdracht in de eigen projectgroep. Voor de uitvoering van de opdrachten maakt de student o.a. gebruik van de theorielijnen verpleegkunde, geneeskunde en individu & maatschappij.
De toetsing van de KBS-opdracht bestaat uit een professioneel product (een beroepsproduct en een individuele mondelinge verantwoording). Bij sommige KBS-opdrachten wordt een presentatie gevraagd.
Literatuur: zie leermiddelen-lijst

Opgenomen in opleiding(en)

School(s)

  • Academie voor Verpleegkunde