Vak: Belastingheffing bij organisaties credits: 5

Dit onderwijseenheid richt zich op de belastingwetgeving bij de organisaties. Enerzijds is sprake van een verbreding, doordat de student leert over de toepassing van de Wet op de Omzetbelasting 1968 en de Wet op de Loonbelasting 1964. Anderzijds  is sprake van een verdieping, doordat de student specifiekere informatie leert over de toepassing van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 en de Algemene Wet Rijksbelastingen.

De student leert over de toepassing van de indirecte belastingen: omzetbelasting en de loonbelasting. De student leert over de belastingplichtige, het belastingobject van deze twee fiscale wetten. Met betrekking tot de omzetbelasting leert de student over de begrippen levering, dienst, intracommunautaire prestaties, de vrijstellingen en de (beperking van) het recht op vooraftrek van berekende omzetbelasting. Met betrekking tot de loonbelasting leert de student over de elementen van een dienstbetrekking, het loonbegrip, de vrijstellingen, vergoedingen en verstrekkingen en de zogenoemde werkkostenregeling.

In het ander deel leert de student speciefiekere regels over de toepassing van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969. De basiskennis over deze wet is uitgelegd bij onderwijseenheid FTA 2.3 Ondernemingsrecht en winstbelasting. Bij onderwijseenheid Belastingheffing bij organisaties vindt de verdieping van die wet plaats. De specifieke regels van de deelnemingsvrijstelling, de toepassing van de regels omtrent de fiscale eenheid en de fiscale reorganisatiefacliteiten komen aan bod.

Tenslotte verdiept de student zich in de formele regels van het belastingrecht doordat specifiek een aantal regelingen uit de Algemene Wet op de Rijksbelastingen wordt behandeld. Een goede kennis van het belastingaangifte- en belastingaanslagproces is een vereiste in de fiscael FTA-beroepspraktijk.