Vak: Praktijkgericht onderzoeken en beoordelen van gedrag credits: 30

Vakcode
TPDB22INSTR
Naam
Praktijkgericht onderzoeken en beoordelen van gedrag
Studiejaar
2023-2024
ECTS credits
30
Taal
Nederlands
Coördinator
I. Noback
Werkvormen
  • Action learning
  • Gastcollege
  • Hoorcollege
  • Werkcollege
Toetsen
  • Praktijkgericht onderzoeken en beoordelen van gedrag - Portfolio assessment

Leeruitkomsten

Algemene leeruitkomst: Body of knowledge

  • LO 2: De BaTP onderbouwt het beroepsproduct met diverse relevante concepten, modellen en perspectieven uit de theorie rondom het thema arbeid en organisatie, theorie op het gebied van onderzoek en theorie over het beoordelen van gedrag.
 
BOK praktijkgericht onderzoeken:  probleemdefinitie en hypotheseformulering; onderzoeksontwerp (onder meer experimentele manipulatie, quasi-experimenteel onderzoek, steekproeven, causaliteit); standaardisatie (betrouwbaarheid en validiteit); methoden van verzamelen en analyseren van kwalitatieve gegevens; methoden van verzamelen en analyseren van kwantitatieve gegevens; onderzoeksethiek.  

BOK beoordelen van gedrag: diagnostische cyclus, domeinen, testen en vragenlijsten; omzetten ruwe scores naar gekwalificeerd en betekenisvol; testopzet & functieanalyse; observaties; assessmentprocedures & simulaties; integratie van resultaten; conclusies, advies en terugkoppeling.
 

Praktijkgericht onderzoeken van gedrag

Competentie Praktijkgericht onderzoeken van gedrag (Groninger Competentie Profiel)
Het, op basis van een praktijkprobleem/vraagstuk, op systematische en methodologisch verantwoorde wijze kwalitatief en/of kwantitatief onderzoek verrichten: het uitvoeren van een probleemanalyse en op basis daarvan formuleren van een onderzoeksvraag, het maken van een onderzoeksopzet, het doen van literatuuronderzoek, het verzamelen en analyseren van gegevens en op basis daarvan trekken van een conclusie. Vervolgens aanbevelingen doen voor de praktijk. De functie van praktijkgericht onderzoek is de (eigen) beroepspraktijk te verbeteren, innoveren of anderszins te ondersteunen.  

Leeruitkomsten
  • LO 3: De BaTP kan onder begeleiding een analyse maken van een praktijkprobleem of vraag uit de praktijk, en kan deze beschrijven in een korte probleemschets. De BaTP kan onder begeleiding op basis van de probleemschets en een verkennende literatuurstudie een goed afgebakende en passende probleem- en doelstelling opstellen voor onderzoek waarmee hij het beroepsproduct (advies of ontwerp) wil onderbouwen.
  • LO 4: De BaTP kan (rekening houdend met sociaal maatschappelijke, wetenschappelijke en ethische verantwoordelijkheden) onder begeleiding een afgewogen, haalbare en passende methode kiezen en vormgeven.
  • LO 5: De BaTP kan op zelfstandige wijze de methode adequaat uitvoeren en de verzamelde gegevens op correcte wijze analyseren en beschrijven.
  • LO 6: De BaTP kan passende conclusies trekken en daarop kritisch reflecteren. De BaTP kan op basis van een vraag uit de praktijk onder begeleiding een door middel van onderzoek onderbouwd beroepsproduct (advies of ontwerp) opstellen, dat helder en toegankelijk is voor de opdrachtgever en afgestemd is op diens wensen.

Beoordelen van gedrag

Competentie Beoordelen van gedrag (Groninger Competentie Profiel)
Het zelfstandig opzetten van psychologisch onderzoek/assessment en op methodische wijze informatie verzamelen om daarmee tot een oordeel te komen over gedrag. Het inventariseren, analyseren en interpreteren van gegevens in relatie tot gedragsvraagstukken van individuen en groepen. Het daarbij kunnen toepassen van minimaal drie van de volgende methoden: observatie, psychologische gespreksvoering/interviews, psychologisch onderzoek en assessment met behulp van gestandaardiseerde en gevalideerde methoden en instrumenten, en dossieronderzoek. 

Leeruitkomsten
  • LO 3: De BaTP kan onder begeleiding een analyse maken van de context en op basis  hiervan komen tot een vraagstelling, hypotheses en een passend ontwerp voor psychologisch onderzoek. Deze bevindingen kunnen worden vertaald naar een voor een assessment geschikte onderzoeksvraag.
    De BaTP kan verantwoorden wat maakt dat deze aspecten d.m.v. beoordelen van gedrag en/of assessen in kaart te brengen zijn.
  • LO 4: De BaTP kan op basis van de assessmentvraag uit de beschikbare instrumenten (interview, observatie, testen, vragenlijsten, praktijksimulaties en dossieronderzoek) een juiste keuze van instrumenten maken en verantwoord deze keuze inzake een onderzoek bij een respondent/cliënt.
  • LO 5: De BaTP kan de ontworpen procedure op de voorgeschreven, correcte wijze uitvoeren door informatie over de kandidaat verzamelen met behulp van observaties, gesprekken/interviews, psychologische testen, vragenlijsten en simulaties.
    De BaTP is in staat een onderzoek uit te voeren, waarbij de respondent/cliënt een situatie wordt geboden waarin deze zich gestimuleerd voelt optimaal te presteren en waarbij afname op deskundige wijze plaatsvindt.
  • LO 6: De BaTP kan de door de instrumenten verzamelde informatie aan de hand van reeds aangeleerde methoden verwerken tot inhoudelijk betekenisvolle resultaten, daarmee de assessmentvraag beantwoorden (tot conclusies komen) en deze schriftelijk en mondeling rapporteren.
    De BaTP kan kritisch reflecteren op het eigen handelen in psychologisch onderzoek.

Professioneel werken: helder denken & kritisch brongebruik

  • LO 1: helder denken: De BaTP formuleert de inhoud van een beroepsproduct eenduidige en consistent. De uitwerking en onderbouwing van het beroepsproduct moet voorzien zijn van logische argumentatie. Het taalgebruik is eenduidig en efficiënt.
  • LO 1: kritisch brongebruik: De BaTP schat beschikbare informatie, wetenschap en specifieke theorieën op hun waarde en kan hypes van evidence-based methoden onderscheiden. Hij is in staat kennis uit verschillende bronnen methodisch te ontsluiten en toe te passen.

Inhoud

In deze module gaat de student samen met een medestudent aan de slag met een arbeid- en organisatievraagstuk uit de eigen werkomgeving. Er zijn veel mogelijkheden voor een vraagstuk binnen deze context, afhankelijk van de werkomgeving en eigen interesse. Voorbeelden van vraagstukken zijn het ontwikkelen van passende competentieprofielen, advies over terugdringen van ziekteverzuim, advies of een tool voor het aantrekken van personeel. 

Om het vraagstuk op te lossen ga je aan de slag met een opdracht bestaande uit 2 delen:

  1. Praktijkgericht onderzoek
  2. Beoordelen van gedrag

Onderdeel A, het praktijkgericht onderzoek resulteert in een beroepsproduct dat kan bestaan uit een adviesrapport of een ontwerp. Dit onderzoek speelt zich af op mesoniveau. Om te komen tot een beroepsproduct wordt de gehele onderzoekscyclus doorlopen.

Onderdeel B, het beoordelen van gedrag bestaat uit het doorlopen van de diagnostische cyclus om inzichtelijk te maken hoe een nieuwe procedure / prototype / assessment tool werkt bij een representatief persoon (mag een medestudent zijn). Dit vindt plaats op microniveau.

Voor beide cycli verzamel je zelf data met passende meetinstrumenten en technieken. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek, aangevuld met de uitkomsten van de diagnostische cyclus, wordt een advies opgesteld met een verbetersuggestie voor de praktijk.

De leeruitkomsten van beide onderdelen toon je aan middels een portfolioassessment inclusief gesprek. Het portfolio bevat een aantal verplichte onderdelen, waaronder het beroepsproduct, en kan aangevuld worden met zelf aan te dragen bewijsstukken. De verplichte en optionele onderdelen van het portfolio worden toegelicht bij de beschrijving van de fasen van de opdrachten.

Opgenomen in opleiding(en)

School(s)

  • Academie voor Sociale Studies