Vak: Stage 1 semester credits: 30
- Vakcode
- REVB23STG1
- Naam
- Stage 1 semester
- Studiejaar
- 2025-2026
- ECTS credits
- 30
- Taal
- Nederlands
- Coördinator
- J. Timmer
- Werkvormen
-
- Practicum / Training
- Stage, werk
- Toetsen
-
- Stage 1 semester - Overige toetsing
Leeruitkomsten
Analyseren (niveau 3)
- De student brengt op methodisch verantwoorde wijze en met behulp van relevante theoretische inzichten de feiten van een actueel (sociaal)juridisch praktijkvraagstuk in kaart. Hij maakt daarbij een ordening op sociaal/juridische relevantie en formuleert van daaruit de (sociaal)juridische rechtsvragen.
Organiseren (niveau 3)
- De student houdt rekening met verschillende belangen binnen een organisatie en met de belangen van de omgeving waarin een organisatie opereert en incorporeert die in zijn handelswijze.
- De student stelt een juridisch projectdossier samen.
- De student werkt adequaat binnen de digitale systemen van de organisatie.
- De student plant en bewaakt termijnen en onderneemt acties die daaruit voortvloeien.
- De student past de wet- en regelgeving rondom projectdossiers correct toe.
- De student verantwoordt de toegankelijkheid, juistheid, volledigheid en overdraagbaarheid van het projectdossier.
Professionele ontwikkeling (niveau 3)
- De student ontwikkelt zijn professionele identiteit door zich te positioneren en profileren als verantwoord handelend (sociaal-)juridisch professional m.b.t. de kwaliteit van het eigen werk en m.b.t. de eigen (afstudeer/stage)organisatie, het eigen (afstudeer/stage)team en de maatschappij.
- De student ontwikkelt zijn professionele identiteit door zich te positioneren en profileren als zelfsturend, (multidisciplinair) samenwerkend en ondernemend (sociaal-)juridisch vakman binnen de eigen (afstudeer/stage)organisatie en het eigen (afstudeer/stage)team.
- De student brengt op methodisch verantwoorde wijze en met behulp van relevante theoretische inzichten de feiten van een actueel (sociaal)juridisch praktijkvraagstuk in kaart. Hij maakt daarbij een ordening op sociaal/juridische relevantie en formuleert van daaruit de (sociaal)juridische rechtsvragen.
Organiseren (niveau 3)
- De student houdt rekening met verschillende belangen binnen een organisatie en met de belangen van de omgeving waarin een organisatie opereert en incorporeert die in zijn handelswijze.
- De student stelt een juridisch projectdossier samen.
- De student werkt adequaat binnen de digitale systemen van de organisatie.
- De student plant en bewaakt termijnen en onderneemt acties die daaruit voortvloeien.
- De student past de wet- en regelgeving rondom projectdossiers correct toe.
- De student verantwoordt de toegankelijkheid, juistheid, volledigheid en overdraagbaarheid van het projectdossier.
Professionele ontwikkeling (niveau 3)
- De student ontwikkelt zijn professionele identiteit door zich te positioneren en profileren als verantwoord handelend (sociaal-)juridisch professional m.b.t. de kwaliteit van het eigen werk en m.b.t. de eigen (afstudeer/stage)organisatie, het eigen (afstudeer/stage)team en de maatschappij.
- De student ontwikkelt zijn professionele identiteit door zich te positioneren en profileren als zelfsturend, (multidisciplinair) samenwerkend en ondernemend (sociaal-)juridisch vakman binnen de eigen (afstudeer/stage)organisatie en het eigen (afstudeer/stage)team.
Inhoud
Tijdens de stage verricht de student HBO-Rechten werkzaamheden in een organisatie die door de opleiding als stageorganisatie is erkend. Daarbij heeft de stagiair opleidingsverplichtingen in de vorm van contactmomenten en schriftelijke opdrachten.
Algemene doelen van de stage zijn:
• kennismaken en vertrouwd raken met de praktijk van het beroep;
• bekend zijn met relevante netwerkorganisaties;
• het leveren van een, voor de stageorganisatie, productieve prestatie;
• leren reflecteren op het eigen functioneren;
• ontwikkelen van het probleemoplossend vermogen;
• toetsen van de theorie aan de praktijk;
• vormgeven van een eigen beroepshouding.
Aan het einde van de stageperiode beschikt de student over praktijkervaring in een voor het beroep relevante setting. De student heeft zich verder kunnen ontwikkelen tot een beginnend beroepsbeoefenaar. Om dit te kunnen, beschik de student als HBO’er over een aantal competenties: een geheel van bekwaamheden dat de student in staat stelt gedrag te ontwikkelen, dat past bij de context van het individu en de organisatie. Het gaat hierbij steeds om een integratie van kennis, kunde en persoonlijke kwaliteiten. De drie centrale beroepscompetenties tijdens de stage zijn Juridisch Analyseren, Organiseren en Professionele Ontwikkeling.
Om gestructureerd en resultaatgericht met het realiseren van de beroeps- en gedragscompetenties bezig te zijn maakt de student een aantal producten. Aan het begin van de stage maakt de student een introductiedocument waarin de kennismaking met de organisatie wordt beschreven en het stagewerkplan centraal staat, daarin worden aan de hand van de competenties verschillende leerdoelen geformuleerd en uitgewerkt in een plan van aanpak. Halverwege de stage bespreekt de student de ontwikkelingen door middel van een stageopdrachten. Aan het einde van de stage maakt een eindverslag. Alle documenten gezamenlijk worden gebundeld in een stageverslag.
Op drie momenten bespreken de stagiair, de praktijkbegeleider en de stagedocent dit proces op de stagelocatie: rond de 4e, 10e en 20e stageweek.
Om voor de credits voor de stage in aanmerking te komen, moet de student op twee hoofdpunten laten zien dat hij competent is.
1. Het eerste onderdeel is zijn gedrag op de werkplek dat zich laat beoordelen door de gedragscompetenties, die inzichtelijk worden gemaakt middels de hierboven genoemde producten.
2. Het tweede onderdeel is zijn competentie in het behalen van Hbo-niveau 3 op drie beroepscompetenties. De student moet kunnen aantonen dat hij deze beroepscompetenties op niveau drie beheerst. Dit maakt hij inzichtelijk door middel van een aantal stageopdrachten (beschreven in de studiehandleiding).
Na afloop van de stage vindt er een eindgesprek plaats tussen de student, de praktijkbegeleider en de stagedocent op de stagelocatie. De eindbeoordeling van de stage vindt plaats aan de hand van de gemaakte producten en het beoordelingsformulier.
Algemene doelen van de stage zijn:
• kennismaken en vertrouwd raken met de praktijk van het beroep;
• bekend zijn met relevante netwerkorganisaties;
• het leveren van een, voor de stageorganisatie, productieve prestatie;
• leren reflecteren op het eigen functioneren;
• ontwikkelen van het probleemoplossend vermogen;
• toetsen van de theorie aan de praktijk;
• vormgeven van een eigen beroepshouding.
Aan het einde van de stageperiode beschikt de student over praktijkervaring in een voor het beroep relevante setting. De student heeft zich verder kunnen ontwikkelen tot een beginnend beroepsbeoefenaar. Om dit te kunnen, beschik de student als HBO’er over een aantal competenties: een geheel van bekwaamheden dat de student in staat stelt gedrag te ontwikkelen, dat past bij de context van het individu en de organisatie. Het gaat hierbij steeds om een integratie van kennis, kunde en persoonlijke kwaliteiten. De drie centrale beroepscompetenties tijdens de stage zijn Juridisch Analyseren, Organiseren en Professionele Ontwikkeling.
Om gestructureerd en resultaatgericht met het realiseren van de beroeps- en gedragscompetenties bezig te zijn maakt de student een aantal producten. Aan het begin van de stage maakt de student een introductiedocument waarin de kennismaking met de organisatie wordt beschreven en het stagewerkplan centraal staat, daarin worden aan de hand van de competenties verschillende leerdoelen geformuleerd en uitgewerkt in een plan van aanpak. Halverwege de stage bespreekt de student de ontwikkelingen door middel van een stageopdrachten. Aan het einde van de stage maakt een eindverslag. Alle documenten gezamenlijk worden gebundeld in een stageverslag.
Op drie momenten bespreken de stagiair, de praktijkbegeleider en de stagedocent dit proces op de stagelocatie: rond de 4e, 10e en 20e stageweek.
Om voor de credits voor de stage in aanmerking te komen, moet de student op twee hoofdpunten laten zien dat hij competent is.
1. Het eerste onderdeel is zijn gedrag op de werkplek dat zich laat beoordelen door de gedragscompetenties, die inzichtelijk worden gemaakt middels de hierboven genoemde producten.
2. Het tweede onderdeel is zijn competentie in het behalen van Hbo-niveau 3 op drie beroepscompetenties. De student moet kunnen aantonen dat hij deze beroepscompetenties op niveau drie beheerst. Dit maakt hij inzichtelijk door middel van een aantal stageopdrachten (beschreven in de studiehandleiding).
Na afloop van de stage vindt er een eindgesprek plaats tussen de student, de praktijkbegeleider en de stagedocent op de stagelocatie. De eindbeoordeling van de stage vindt plaats aan de hand van de gemaakte producten en het beoordelingsformulier.
Opgenomen in opleiding(en)
School(s)
- Instituut voor Rechtenstudies