Vak: Verpleegkunde 2: gezondheidsbevordering en klinisch redeneren credits: 2

KBS 4
1.3 Zelfmanagement versterken
De student ondersteunt het zelfmanagement van mensen, hun naasten en hun sociale netwerk, met als doel het behouden of verbeteren van het dagelijks functioneren in relatie tot gezondheid en ziekte en kwaliteit van leven.
1.3.1  kan (ontwikkelings)psychologie, principes van zelfmanagement (en), copingstijlen en systeembenaderingen (systeem: de zorgvrager in relatie tot voor hem/haar belangrijke anderen)beschrijven.
5.1 Preventiegericht analyseren
De student analyseert het gedrag en de omgeving van de zorgvrager dat leidt tot gezondheidsproblemen van zorgvragers en doelgroepen.
5.1.1    kent epidemiologische theorie over relevante gezondheidsproblemen en het daaraan ten grondslag liggende gedrag van zorgvragers.
5.1.2    kent methodieken gericht op de analyse van gezondheidsproblemen en de daarmee samenhangende leefstijl.
5.1.3    kent de relatie tussen leefstijl en gezondheidsproblematiek.
Specifiek voor deze periode:
- benoemt visies op gezondheid.
- benoemt veelvoorkomende gezondheidsindicatoren.
-    legt uit op welke wijze epidemiologische kennis kan bijdragen aan kennis over ziekte en gezondheid gekoppeld aan de KBS.
-    benoemt de relatie tussen sociaal economische status (SES), leefgewoonten en gezondheid.
-    benoemt op welke wijze gezondheidsdeterminanten gezondheid beïnvloeden.
-    benoemt de verschillende vormen van preventie.
-    benoemt de verschillende fases van het protocol Intervention Mapping gericht op het analyseren van het gedrag en de omgeving van de zorgvrager.
5.2 Gezond gedrag bevorderen
De student kan ondersteuning bieden bij het realiseren van een gezonde leefstijl in relatie tot (potentiële) gezondheidsproblematiek.
5.2.4    kent manieren van leefstijlbegeleiding, gedragsbeïnvloeding en de fasen van gedragsverandering.
Specifiek voor deze periode:
- benoemt de motivationele stadia van gedragsverandering.
- benoemt de verschillende fases van het protocol Intervention Mapping gericht op het ontwerp, de implementatie en de evaluatie van een gezondheidskundige interventie.

KBS 5
1.1 Klinisch redeneren:
De student kan continu procesmatig gegevens verzamelen en analyseren gericht op het vaststellen van vragen en problemen van de zorgvrager en kiest daarbij passende zorgresultaten en interventies.
1.1.3 kent belangrijkste begrippen en theorie omtrent actuele thema's zoals ouder wordende bevolking etc etc
1.1.6 kent methoden voor risicoinschatting, vroegsignalering, probleemherkenning, interventie en monitoring.

KBS 6
1.1 Klinisch redeneren:
De student kan continu procesmatig gegevens verzamelen en analyseren gericht op het vaststellen van vragen en problemen van de zorgvrager en kiest daarbij passende zorgresultaten en interventies.
1.1.5: kent belangrijkste begrippen en theorie omtrent actuele thema's zoals ouder wordende bevolking etc etc
3.3  Multidisciplinair samenwerken  
De student handelt vanuit de eigen verpleegkundige deskundigheid en samenwerken op basis van gelijkwaardigheid met de eigen en andere disciplines binnen en buiten de gezondheidszorg met betrekking tot (multidisciplinaire) zorg en behandeldoelen.   
3.3.1 kent visies op samenwerken, actuele standaarden, handreikingen en actuele wet- en regelgeving daarin.  
3.3.2 kent methodieken in samenwerkingsprocessen.
Specifiek voor deze periode:
- benoemt samenwerkingsvormen in relatie tot de KBS context.
- benoemt de eigenheid van de verschillende domeinen binnen een multidisciplinaire samenwerking.
- benoemt de samenwerkingspartners gekoppeld aan de KBS context (Verpleeghuis).
- herkent methodieken in samenwerkingsprocessen.
4.2 Inzet EBP
De student kan in samenspraak met de zorgvrager (en/of diens netwerk), collega’s en andere disciplines afwegen van (1) actief gezochte recente (verpleegkundige) kennis uit (wetenschappelijke) literatuur, richtlijnen en protocollen, (2) professionele expertise en (3) persoonlijke kennis, wensen en voorkeuren van de zorgvrager en/of diens netwerk.
4.2.1    beschrijft de principes en (brede) opvatting en definitie van Evidence Based Nursing Practice (EBNP).
Specifiek voor deze periode:
-    benoemt beschikbare bronnen voor evidence (mediatheek, databanken, internet, kennisorganisaties, etc.).
-    benoemt criteria op basis waarin een beoordeling kan worden gegeven van de betrouwbaarheid van een bron.
-    beschrijft de begrippen protocollen en richtlijnen, hun ontwikkeling, gebruik en juridische status.

Competentieniveau (CBN, C2016)
Propedeuse: oriënteren.