Vak: Kind en omgeving credits: 9

Vakcode
PBVP21MOD2
Naam
Kind en omgeving
Studiejaar
2024-2025
ECTS credits
9
Taal
Nederlands
Coördinator
L.G. Koning
Werkvormen
Toetsen
  • portfolio - Overige toetsing

Leeruitkomsten

  1. Didactisch handelen
1.a. De student herkent wat de ontwikkelbehoeften van kinderen zijn.
 
  1. Pedagogisch handelen
2.b. De student kent factoren van een veilig ontwikkelingsklimaat, herkent deze in de praktijk en maakt op een positieve manier contact met de groep.
2d. De student maakt kennis met organisaties binnen onderwijs- en sociaal werk.
De student herkent grondbeginselen van het samenwerken met ouders/opvoeders en interdisciplinair samenwerken (met professionals binnen) organisaties.
2.e. De student maakt gebruik van het in kaart brengen van het netwerk van/rondom een kind.
 
  1. Professioneel werken
3.a. De student reflecteert (op methodische wijze) aan de hand van theorie over opvoeding, ontwikkeling en onderwijs én eigen ervaringen op zijn eigen gedrag en formuleert wat dit betekent voor zijn professionele handelen.
3.d. De student is, in samenwerking met medestudenten, benaderbaar, communiceert op respectvolle wijze, maakt eigen werkwijze inzichtelijk en evalueert het samenwerkingsproces.
3.e. De student oriënteert zich op de actoren in het netwerk en benoemt krachten uit het netwerk die ondersteunend zijn voor het kind. 

Inhoud

In de Module 2, Kind in zijn omgeving, wordt aandacht besteed aan de omgeving van een kind en de invloeden van de omgeving op de ontwikkeling van het kind. Naast dat het kind deel uitmaakt van een gezin, bestaat het leven van een kind uit meer werelden (systemen), zoals familie, school, de buurt, de (sport of muziek)vereniging, de naschoolse opvang, etc. In deze module leren de studenten hoe het functioneren van systemen invloed heeft op de ontwikkeling van kinderen. Om de invloed van de omgeving op het gedrag van het kind beter te begrijpen, volgen zij, in het kader van de integrale opdracht, het kind in verschillende contexten (bijvoorbeeld op school en de naschoolse opvang, of thuis en in de buurt) en worden getuige van wat deze bij het kind te weeg brengen. Het volgen van het een kind is leerzaam, omdat een kind thuis zich heel anders kan gedragen dan op de naschoolse opvang of bijvoorbeeld in de buurt. Zo kan de student ontdekken waar de krachten in het systeem en het netwerk liggen die ondersteunend zijn voor het kind. Samen met studieteamgenoten, zoekt de student achtergrondinformatie over netwerken, over contact maken met ouders/verzorgers en het kind en over professioneel handelen. Vervolgens gaat de student op zoek naar een kind die in verschillende contexten gevolgd mag en kan worden. De student maakt contact met het gezin en brengt vervolgens -met behulp van een instrument- omgevingskenmerken en omgevingsinvloeden in kaart. Hierbij komen verschillende domeinen aan de orde, in ieder geval: Sociale pedagogiek, Mens & Samenleving (burgerschap, cultuur), Taal, Rekenen & Wiskunde. In het studieteam wordt besproken hoe je de gegevens kunt analyseren. Vervolgens maakt de student een analyse van het systeem rondom het kind en de verbindingen tussen de leefomgevingen. Met studieteamgenoten wordt gereflecteerd op de verschillen en overeenkomsten tussen de analyses. En in een individuele reflectie-opdracht op het eigen professionele handelen. De student presenteert deze analyse van het netwerk rondom het kind in het studieteam. In de presentatie besteedt de student tevens aandacht aan de professionele vaardigheden die hij of zij heeft ontwikkeld door deze integrale opdracht.

 

Opgenomen in opleiding(en)

School(s)

  • Pedagogische Academie